Uitwerking grote vragen

Na vaststelling van de scenario’s zijn de antwoorden op de grote vragen die de experts aan het begin van het onderzoek gesteld hebben, uitgewerkt per scenario. 

1. Hoe ziet de context van het opleiden in de journalistiek eruit?
Grote behoefte aan betrouwbare informatie en afzenders.
Specialiseren als enige mogelijkheid om diepgravend onderzoek te doen en de juiste informatie te achterhalen.
Samenwerken tussen media, bedrijven en publiek om polarisatie en wantrouwen tegen te gaan.
Grote complexe vraagstukken die de journalist dwingen tot stellingname en engagement.
2. Hoe ziet de structuur en organisatie van opleidingen eruit?
Tweejarige opleiding in een opleidingsinstituut met een landelijk vast programma.
Ontwikkelen vindt plaats al naar gelang de behoefte van het individu binnen opleidingen, mediabedrijven en via specialistische cursussen.
Leren in een context waar bedrijven, werkveld en opleiding samen werken. Een programma met diverse instroom- en uitstroomniveaus.
Diploma’s zijn afgeschaft. Een lerende bepaalt zelf de route van hoe diegene zich wil ontwikkelen. Er zijn wel aanbieders van cursussen en opleidingen.
3. Op welke manier moeten onderwijs en professionalisering vormgegeven worden?
De docent heeft de rol van gids. Kleinere fysieke bijeenkomsten met veel ruimte voor debat en grote bijeenkomsten.
De docent heeft de rol van coach/mentor en begeleidt journalisten persoonlijk in hun route.
De docent enerzijds als gids en anderzijds als stimulator om te excelleren in waar je goed in bent. Werken in projecten samen met bedrijven en het publiek.

De docent als peer en co-creator die helpt het beste uit jezelf te halen.

4. Wat is de rol en taak van een journalist?
Een onafhankelijke, generalistische waarheidsvinder die context biedt voor zijn publiek.
Een onafhankelijke specialist die inhoudelijk samenwerkt met zijn publiek.
Een geëngageerde contentmaker en facilitator die samenwerkt met zijn publiek en bedrijven.
Een geëngageerde, activistische creatieveling die werkt in co-creatie met zijn publiek.
5. Wat is belangrijk als het gaat om kennis voor een journalist in de toekomst?
Basiskennis van bestuur, politiek, maatschappij en samenleving om te kunnen duiden.
Kennis van diepgravende researchmethodes.
Kennis van het publieksgroepen om behoeftes te kunnen vaststellen.
Diepgaande kennis van specifieke zelfgekozen onderwerpen.
6. Wat is belangrijk als het gaat om vaardigheden voor een journalist in de toekomst?
Basisvaardigheden van de journalist zoals researchen, interviewen, schrijven, filmen, monteren.
Verdiepende vaardigheden (ook op niet journalistieke vlakken zoals technologie) die passen bij het gekozen specialisme.
Om kunnen gaan met behoeftes en wensen van het publiek en bedrijven zonder journalistieke normen en waarden uit het oog te verliezen.
Creatieve vaardigheden om een boodschap om te zetten in een product.
7. Hoe verhoudt de journalist zich tot zijn publiek?
Het publiek als doelgroep waarvan de journalist zich bewust is en die hij van waarheidsgetrouwe informatie voorziet zodat ze zelf de juiste keuzes kunnen maken.
Het publiek als bron, waarbij door gericht een nichepubliek te benaderen voor informatie zij een bijdrage leveren aan het maakproces.
Het publiek als ‘opdrachtgever’ waarvoor naar behoefte producties worden gemaakt.
Het publiek enerzijds als doelgroep om goed te informeren en anderzijds als co-creator voor producties.
8. Waar zitten de grenzen aan (het opleiden in) de journalistiek?

Journalistiek als beschermd beroep met een beroepscode.

Journalistiek als een beroepsgroep waar iedereen toe kan behoren, met inachtneming van journalistieke normen en waarden.
Grensoverschrijdende journalistiek, waarbij er wel transparant gewerkt wordt met journalistieke normen en waarden.
Activistische of geëngageerde journalistiek waarbij de grenzen fluïde zijn.
nl_NLNL